Aneks:Język niderlandzki - odmiana czasownika zijn

Z Wikisłownika – wolnego słownika wielojęzycznego

Koniugacja czasownika 'zijn' (język niderlandzki)

infinitief zijn
onvoltooid deelwoord zijnd
voltooid deelwoord (zijn) geweest
 
imperatief enkelvoud wees/ben
imperatief meervoud (nieużywany) weest
Tryb
wijs
Czas
tijd
Liczba pojedyncza
enkelvoud
Liczba mnoga
meervoud
1 os.
ik
2 os.
jij
2 os.
gij
3 os.
hij, zij, het
wszystkie osoby
wij, jullie, zij
Tryb oznajmujący
indicatief
onvoltooid tegenwoordige tijd ben bent zijt is zijn
onvoltooid verleden tijd was was waart was waren
voltooid tegenwoordige tijd ben geweest bent geweest zijt geweest is geweest zijn geweest
voltooid verleden tijd was geweest was geweest waart geweest was geweest waren geweest
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd zal zijn zult/zal zijn zult zijn zal zijn zullen zijn
onvoltooid verleden toekomende tijd zou zijn zou zijn zoudt zijn zou zijn zouden zijn
voltooid tegenwoordige toekomende tijd zal geweest zijn zult/zal geweest zijn zult geweest zijn zal geweest zijn zullen geweest zijn
voltooid verleden toekomende tijd zou geweest zijn zou geweest zijn zoudt geweest zijn zou geweest zijn zouden geweest zijn
Tryb łączący
subjunctief (nieużywany)
tegenwoordige tijd zij zij zijt zij zijn
verleden tijd ware ware waret ware waren